Ben je al bij je geboorte een topcoach of kun je de vaardigheden van de topcoach ook aanleren? Die vraag stond op 10 november centraal bij de Topsport Community CONNECT. In het auditorium van EY praatten topcoaches Gerard Kemkers en Paul van Ass onder leiding van Arie Boomsma openhartig over dit onderwerp. Het publiek discussieerde driftig mee. “Na 30 seconden weet ik al of iemand een goede coach is.”
Ben je een topcoach van nature of kun je het worden. Gerard Kemkers weet niet zeker wat het antwoord is op die ingewikkelde vraag, maar de topcoach weet wél hoe het hemzelf is vergaan: “Als kind was ik altijd op straat aan het spelen met mijn vriendjes. We bedachten steeds weer nieuwe spelletjes die we met elkaar konden doen. Ik was toen al de leider van het spul. Ook op het voetbalveld – ja, ik heb ook gevoetbald – zette ik de lijnen uit. Dus als ik voor mezelf spreek, dan kun je stellen dat ik als kind het coachen al in me had.”
Ook Pieter van den Hoogenband gelooft dat aanleg een belangrijke rol speelt, zo vertelde hij in zijn openingswoord aan Arie Boomsma. “Jacco Verhaeren zei tegen mij: ik wil de beste coach ter wereld worden. Daar sprak zoveel ambitie uit dat ik graag met hem wilde samenwerken. Tijdens de Olympische Spelen, waar de druk gigantisch is en je op het allerhoogste niveau moet presteren, blijkt of je een echte coach bent of een gemaakte. Jacco was een echte. Het mooie was dat hij op zijn top was op de momenten dat ik ook moest pieken. Hij was de directeur van onze medaillefabriek.”
Coach en trainer
De kleine honderd aanwezigen hadden intussen ook hun mening geventileerd. Dankzij de BuzzMaster, een systeem dat ervoor zorgt dat je met je smartphone vragen kon stellen en mee kon stemmen over de stellingen. 67 procent was het eens met de stelling dat goede coaches of managers het talent in de genen hebben.
“We moeten wel duidelijk onderscheid aanbrengen tussen de coach en de trainer”, nuanceerde Paul van Ass. “Iedereen kan een goede trainer worden, dat is eigenlijk niet zo moeilijk. Zelf vond ik dat het saaiste onderdeel van mijn takenpakket, het kwam voor een groot deel neer op herhalen, herhalen en nog eens herhalen. De coach is veel meer bezig met menselijke processen en teamprocessen en dan wordt het pas echt interessant. Ik denk dat gevoel voor mensen en menselijke verhoudingen wel een aangeboren talent is, ja. Als ik iemand ontmoet, weet ik binnen 30 seconden of het een goede coach is of niet. Je merkt meteen of iemand je energie geeft of dat iemand je meteen helemaal leeg trekt. Authenticiteit speelt daarbij een rol; ik vind van alles over Donald Trump, maar het is wel een authentieke man.” Toch speelt ervaring daarnaast wel degelijk een rol, vindt Paul. “Een coach is toch een spiegel voor de sporters en dan helpt het als je enige levenservaring meebrengt. Een meisje van zestien kan misschien heel mooi een liefdesliedje zingen, maar als een vrouw van 45 het zingt, geloof je het ook echt.”
Gerard is het met Paul eens. “Je moet eigenlijk drie rollen onderscheiden: de trainer, de coach en de manager. TCM noemen we dat nu bij FC Groningen. De manager is degene die verantwoordelijk is voor alle organisatorische zaken. Die rollen zijn allemaal belangrijk, maar hoe dichter je bij het leveren van de topprestatie komt, hoe belangrijker de coachrol wordt. Die maakt uiteindelijk het verschil. Vlak voor een race op de Olympische Spelen draait het alleen nog maar om druk en hoe je daar samen mee omgaat. Als coach moet je je dan niet verliezen in hoeveel kniebuigingen er gemaakt moeten worden tijdens de warming-up, want dat doet er nauwelijks nog toe.” Marit Bouwmeester, uitgeroepen tot beste zeilster ter wereld, heeft haar broer Roelof als coach aangesteld. Beiden zitten in de zaal. Roelof: “Ik vind het moeilijk om te zeggen of ik een geboren coach ben. Als je het leuk vindt en nieuwsgierig bent, kun je in ieder geval ongelofelijk veel leren. We zullen het zien op de Spelen – ik heb de woorden van Pieter goed in mijn oren geknoopt.”
50 procent
Paul vindt dat je de rol van coach niet moet onderschatten. “Ik denk dat de coach voor 50 procent invloed heeft op het eindresultaat.” Peter Blangé, in de zaal aanwezig, wilde dat maar al te graag onderstrepen met een praktijkvoorbeeld. De huidige prestatie- en innovatiemanager bij de KNVB vertelde hoe Arie Selinger begin jaren negentig leiding gaf aan het Nederlands volleybalteam. “Een goede coach staat voor de troepen als dat moet. Arie zei: "Guys, do you want to go to the top? Follow me, I know the way.” Met andere woorden: het vak van coach is ook een enorm ervaringsvak. Arie wist de weg en wij wilden hem maar al te graag volgen.”
In het bedrijfsleven is dat niet anders. Ook daar wil je een manager of leidinggevende die inspireert en de weg weet, zo geeft een aanwezige in het publiek aan. “Je bereikt zoveel meer als je echt voor iemand door het vuur wil gaan.”
Ook Gerard vindt dat ervaring een rol speelt. “Ik werk nu in het voetbal, maar als ik weer terug zou gaan naar het schaatsen, zou ik ontegenzeggelijk een betere coach zijn dan voorheen. Je leert van alles wat je meemaakt.”
Volgens Monique Noomen van Eiffel draait coachen eerder om inspireren dan om motiveren. “Motivatie moet je bij jezelf zoeken en inspiratie kun je geven. Wij proberen mensen inzicht te geven in wie ze zijn, ze een spiegel voor te houden. Dat doen we onder andere door ze gesprekken met topsporters te laten voeren. Als je weet wie je bent en waar je doel ligt, dan mag je van ons grotendeels zelf invullen hoe je dat doel zou willen bereiken.” “Monique, je praat als een topsporter”, reageerde Gerard. “De manier van denken in topsport en bedrijfsleven vertoont veel overeenkomsten. Het gaat uiteindelijk om mensen en hoe ze zich voelen. Toen ik me realiseerde dat ik als coach veel voor mensen kan betekenen, ben ik nóg harder gaan werken dan daarvoor.”
Door: Raymond Krul