Een Ron Vlaar piekt dus altijd

Door Arthur van den Boogaard

De handeling duurt zo’n tien, maximaal vijftien seconden. Als je de aanloop vanaf de middenstip meetelt is het wel langer natuurlijk, maar meer dan een minuut zal het niet zijn. Één minuut, zestig seconden, een verwaarloosbare hoeveelheid tijd in een periode van twee jaar. En toch is juist dit moment, deze ene strafschop, allesbepalend.

Tenminste, als hij het goed doet. Dan is de toon direct gezet. Dan staat Nederland in deze strafschoppenreeks vanaf het begin op een voorsprong. En dan moet Argentinië maar zien of ze gelijk komen. Falen is geen optie. Precies zoals hij de afgelopen twee jaar zijn bestaan heeft ervaren.

Hij, Ron Vlaar, geboren in het Noord-Hollandse Hensbroek en centrale verdediger in dienst van Aston Villa, staat op 9 juni 2014 op de middenlijn van een voetbalveld in de Braziliaanse stad São Paulo en staart richting een van de doelen.

Enkele minuten geleden kwam de halve finale van het WK tegen het Argentinië van Lionel Messi na verlengingen tot een einde met een 0-0 stand. Bondscoach Louis van Gaal was na wat rondvragen bij andere spelers naar hem toegekomen en had gevraagd of hij de eerste strafschop wil nemen.

‘Ik?,’ dacht Vlaar, verrast door het belang van de strafschop. Hij had goed gespeeld, dus de vraag kwam niet geheel onverwacht, maar de eerste!? Hij had dat gevoel van verrassing snel overwonnen en vervolgens niet getwijfeld en gezegd: ‘Dat is goed.’

En direct daarna had hij ook al besloten hoe hij de strafschop zou schieten: vol op de wreef.

Ja, vol op de wreef, dat is de juiste mind-set, denkt hij opnieuw, terwijl om hem heen spelers worden gemasseerd. In zijn hoofd begint Vlaar zich in te stellen op deze mind-set, hij maakt een voorstelling van hoe hij zo gaat schieten: een bal vol op de wreef. Hij ziet het zichzelf al doen. Falen is geen optie. Dat weet hij; al zolang.

Het was na het vorige eindtoernooi, het EK in Polen en Oekraïne in 2012, dat Vlaar besloot dat hij niet nog zo’n teleurstelling - uitschakeling in de eerste ronde - wilde meemaken. De komende twee jaren zouden geheel in het teken staan van het WK in Brazilië.

Hij zou er alles aan doen om samen met Nederland dit WK te halen.

Hij zou er alles aan doen om samen met Nederland dit WK te winnen.

En hij zou er alles aan doen om elke dag weer beter te worden.

Dat laatste was al lang zijn dagelijkse mantra. Twee zware knieblessures hadden hem een werkelijkheid getoond die hij in zijn vroegste jaren bij de jeugdopleiding van AZ al intuïtief had aangevoeld: het gaat niet om hoe vaak je valt, het gaat erom hoe vaak je weer opstaat.

En in zijn geval betekende dat dat alleen vertrouwen op de natuur, op zijn voetbaltalent, geen enkele zin had. Hij was zo ver gekomen door hard te werken. Dus na die twee zware knieblessures - eentje bij AZ, eentje bij Feyenoord -had hij besloten die werklust als startpunt te nemen: hij, Ron Vlaar, zou door nog harder te werken, nog weer verder komen.

Twee jaar lang dronk hij geen druppel alchohol. Hij zat vaker in het krachthonk dan al zijn teamgenoten tezamen. Met behulp van een mental-coach had hij zich gericht op het proces van verbetering. En als vaste ruggesteun voor deze nogal eenzijdige, en daarmee, extreem egocentrische wijze van leven, had hij kunnen vertrouwen op zijn ouders. Was er een oppas nodig voor de kinderen, of wat voor andere hulp in zijn sociale leven: dan waren ze er geweest. Altijd. Niet soms, maar altijd.

Precies zoals hij er de afgelopen twee jaar altijd was geweest.

Nooit een moment zonder focus. Elke dag, elke training, elke wedstrijd was hij bezig om beter te worden. Dat was het belangrijkste inzicht geweest van al zijn gesprekken met de mental coach, de boeken die hij daarover las: dat het dus mogelijk was om jezelf elke dag weer te verbeteren.

Zowel op fysiek, als op mentaal gebied was er altijd nog weer verbetering mogelijk. Belangrijk instrument was de visualisatie-techniek. Vlaar stelde zich de hele dag situaties voor in wedstrijden, tijdens trainingen, visualiseerde voor zichzelf de best mogelijke oplossing en voerde die dan vervolgens ook uit in de praktijk.

Het resultaat was zichtbaar. En dat gaf hem meer vertrouwen en maakte hem een betere verdediger. Elke dag opnieuw, twee jaar lang, was hij een betere voetballer geworden.

In de aanloop naar dit WK had Van Gaal bij de hele selectie er op gehamerd dat tijdens een toernooi een optimale fysieke gesteldheid voorwaarde was om goed te presteren. Ze hadden als bezetenen getraind. Pieken tijdens het WK deed je volgens hem door minimaal fysiek de beste te zijn. Voor Vlaar zelf was vooral het vertrouwen van de bondscoach resulterend in een basisplaats het belangrijkste geweest. Pieken deed hij al twee jaar lang, iedere dag opnieuw.

‘Jongens, nu een hoek kiezen.’ Wie dit roept is Vlaar niet direct duidelijk, maar met de snel naderende strafschoppenserie roept een van de Oranje spelers tegen zijn teamgenoten dat het tijd is je te focussen op de uit te voeren handeling.

Een hoek kiezen?, denkt Vlaar. De tot dan toe duidelijke gedachte - vol op de wreef - ziet hij plotseling als riskant. Biedt een bal binnenkant voet, een gekozen hoek, immers niet meer zekerheid? Vlaar twijfelt even en besluit dan tot het kiezen van een hoek. Tijd voor visualisatie is er niet meer. Hij moet nu als eerste aan de bak.

De dertig, of veertig seconden die hij had bedacht voor het lopen richting strafschopstip lijken tegelijkertijd veel langer én veel korter te duren: de eeuwigheid gepropt in één seconde, of andersom, een seconde, uitgerekt tot een eeuwigheid. Even lijkt het juist daarom een ideaal moment om te pieken. Dan voelt Vlaar alleen nog maar zijn hart kloppen door heel zijn lichaam.

Hij pakt de bal, legt deze op de stip, en probeert, zonder er letterlijk naar te kijken, zich te focussen op zijn hoek. Keeper Romero van Argentinië loopt van de ene naar de andere doelpaal, maar Vlaar houdt zijn blik gericht op de bal. Hij ziet alleen de bal als hij naar achteren loopt. En hij ziet nog steeds alleen maar de bal als hij zijn aanloop neemt.

Vlak voordat hij schiet, draait hij zijn rechtervoet open: binnenkantje, in de rechterhoek, links voor de keeper. Vlaar raakt de bal hard genoeg, maar wil een fractie van een seconde later dat het allemaal anders was geweest. Vol op de wreef, vol op de wreef. Waarom? Waarom? Waarom?

Romero juicht nadat hij zijn inzet heeft gestopt. Het Nederlands elftal staat achter in de beslissende strafschoppenreeks. En even later ziet Vlaar ook Wesley Sneijder zijn strafschop missen. Het ideale piekmoment verandert steeds duidelijker in de uitgelezen mogelijkheid om te falen. Nog weer drie strafschoppen later - Kuyt raak voor Nederland tegenover twee treffers van Argentinië - is het falen werkelijkheid. De droom van een WK-titel is voorbij. Nederland is uitgeschakeld. Au, wat een pijn doet dat.

Au. Au. Au.

Het zou nog lang duren voordat Ron Vlaar de pijn van het verlies van deze wedstrijd niet meer voelde. Toch begon dat proces van verwerking al direct de dag daarna. Hij zat op de rand van zijn hotelkamer bed. Hij baalde, begreep steeds beter dat de finale niet was behaald. Het verlies deed pijn. En de beelden van zijn strafschop keerden telkens weer ongevraagd terug. Waarom? Waarom? Waarom?

Om die vraag, om de beelden van een duikende en reddende Romero te doen vervagen pakte hij zijn telefoon en stuurde enkele berichten naar zijn naaste familieleden.

Het waren woorden van dank, de eerste woorden van dank na het grote verlies. Omdat zij wisten wat hij er voor had gedaan om op dit WK optimaal te kunnen presteren. Omdat zij er op al die momenten waren geweest waarop hij hen echt nodig had. En omdat zij als geen ander begrepen dat een Ron Vlaar, ondanks een gemiste strafschop, elke dag opnieuw weer piekt.

Deel dit artikel in je netwerk: