Mentale veerkracht en de kunst van het opstaan

Topsport Community Live in DeLaMar Theater

Presteren is trainen, verliezen en nog meer trainen, totdat je leert winnen. Wie dus topsport wil bedrijven – of dat nu in de wetenschap, het bedrijfsleven of de sport zelf is – zal moeten beschikken over de nodige mentale veerkracht. Hoe ontwikkel je die? Tijdens een mooie avond in het De La Mar Theater in Amsterdam doken we met de Topsport Community Live in de kunst van het opstaan na de val. ‘Kracht en weerbaarheid zit niet in spieren, dat zit in de kop.’

De meest besproken val van de afgelopen zomer was ongetwijfeld die van Sifan Hassan in de serie van de 1500 meter op de Olympische Spelen. Ze loopt achter in de groep als voor haar iemand struikelt en voor ze het weet, ligt ze ook op de grond. In een reflex staat ze op, zet de achtervolging in en weet in een lange sprint de serie zelfs nog te winnen. Het zou de opmaat zijn voor een ongeëvenaarde zegetocht in Tokio: goud op de vijf en de tien kilometer en zilver op de 1500 meter.

Nu zou je zeggen dat een getraind lichaam in topvorm zo’n val moet kunnen verwerken, maar we weten ook dat het verschil op het allerhoogste niveau niet zit in het lichaam – iedereen behoort tot de top, iedereen wil winnen. Het verschil, zo bleek ook uit de woorden van tweevoudig olympisch kampioen baanwielrennen Harrie Lavreysen, zit in de kop. Samen met gouden BMX’er Niek Kimmann en de zevenkampsters Anouk Vetter en Emma Oosterwegel, goed voor zilver en brons, was hij naar Amsterdam gekomen om te vertellen over zijn ervaringen op weg naar goud.

In de sprintfinale voor de mannen, het koningsnummer op de baan, werd hij in de eerste heat verrast door zijn vriend, ploeggenoot en trainingsmaatje Jeffrey Hoogland. Beiden zijn al jaren de beste baansprinters ter wereld, elkaar uitdagend en opjagend van titel naar titel, van record naar record. Wat doet het dan met je, als je de eerste heat van de olympische finale meteen verliest? Lavreysen: “Na de eerste rit wist ik precies wat ik fout had gedaan. De coach zei hetzelfde – op zo’n moment wil ik gewoon de harde waarheid horen, geen gepraat eromheen. We waren het eens en ik wist wat ik moest doen om het recht te trekken. En gek genoeg twijfelde ik geen moment aan mezelf. Ik heb me gewoon herpakt en ben met fris gemoed de tweede heat ingegaan.”

Dat hij die pas op de finishlijn met miniem verschil in zijn voordeel wist te beslissen, zegt alles over de hoeveelheid ijswater in zijn bloed. Op dat moment was er amper sprake van opluchting: hij was in zijn hoofd alweer bezig met de laatste en beslissende heat. Daarin zou hij met ruim verschil winnen voor zijn tweede gouden medaille – zijn eerste had hij al gewonnen op de teamsprint, samen met Roy van den Berg, Matthijs Büchli en, jawel, Jeffrey Hoogland.

Gebroken knie

Is het verhaal van Lavreysens veerkracht er een van vertrouwen en focus, bij Niek Kimmann liep een baanofficial dwars door die focus heen. Hun botsing tijdens een training leverde Kimmann een beurse knie op, de official bleef bebloed liggen op de baan. Als eerste liep Kimmann naar de man toe, om te kijken hoe die eraan toe was – “Niet meer dan normaal, toch? Als je botst, kijk je eerst hoe het met de ander is.” Pas daarna voelde hij dat zijn knie een behoorlijke tik had gekregen. Met een scheurtje in de knieschijf, wat ijspakketten, pijnstillers en flink wat adrenaline hoopte hij zijn jacht op een medaille alsnog te kunnen vervolgen.

Topsport biedt prachtig materiaal voor mooie verhalen en Kimmann deed deze traditie eer aan door met zijn ‘gebroken knie’ superieur naar goud te rijden. Kimmann: “Het enige wat ik dacht na die botsing: ‘Het zal toch niet zo zijn dat vijf jaar voorbereiding hiermee in rook opgaat?’ Maar ik was zo goed de weken voor de Spelen, dat mijn coach zei: ‘Zelfs als jij niet op je top bent, kun je hier nog steeds winnen.’ Daardoor heb ik vertrouwen gehouden. Het hele Nederlandse team stond ook om mij heen, dat deed mij zeer goed. En boven op de startheuvel wist ik gewoon: ik moet rechtdoor, hard fietsen en goed landen. En dat lukte.”

Balans tussen lijf en hoofd

Waar Kimmann al jaren aan de top staat, is zevenkampster Emma Oosterwegel als een komeet doorgestoten naar de mondiale top. Nadat ze zich zo ongeveer als laatste had geplaatst voor de Spelen, hoopte ze vooraf op een plek in de top twaalf, dat zou al geweldig zijn. Zo gek was dat ook niet: amper een jaar geleden kampte ze nog met een ernstige rugblessure, die bijna het einde van haar nog prille carrière had betekend. Het kwam – op het nippertje – goed en ze zette een geweldig uitroepteken achter haar genezing met een onverwachte bronzen plak, mede dankzij een formidabele eindsprint op de afsluitende 800 meter. Ze liet de koploopster in de race, bij wie ze in de buurt moest blijven, niet los; na – of misschien wel door – alle fysieke malheur was ze mentaal zo sterk geworden dat ze op het beslissende moment een beslissende prestatie leverde.

Hetzelfde gold voor Anouk Vetter, die op dezelfde zevenkamp zelfs zilver behaalde. Dat was de beloning na jaren waarin ook zij de nodige dieptepunten had gekend: veel blessures, soms zelfs met motivatieproblemen als gevolg. De ommekeer kwam toen ze begreep dat ze minder moest gaan trainen, hoe raar dat ook klonk. “Het is zo belangrijk dat lijf en hoofd in balans zijn. Mijn lijf was altijd wel goed, maar de rust in mijn hoofd was er niet altijd. Daardoor deed ik soms te veel en dan raakte ik weer geblesseerd. Ik wilde namelijk altijd de beste zijn, laten zien wat ik kan. Maar ik wist: ik moest iets anders doen, want dit werkt niet.” Ze slaagde erin die neiging om alles te doen los te laten, ging op advies van haar vader – die ook haar trainer is – minder trainen en sindsdien gingen haar prestaties met sprongen vooruit. En die ontwikkeling houdt wat haar betreft voorlopig nog niet op. “Ik heb nog een puntentotaal in mijn hoofd dat ik wil halen, daar ga ik voor. Op de loopnummers kan ik nog verbeteren en als alles een keertje goed valt, dan is er echt nog iets moois mogelijk.”

Zwaktes erkennen

Mentale weerbaarheid kun je trainen, presteren onder druk kun je leren. In het leger weten ze daar alles van: het moet goed zitten in ‘de koppies’, anders kunnen de manschappen niet efficiënt opereren. Voormalig commandant der strijdkrachten Peter van Uhm vertelde hoe die weerbaarheidstraining er zoal uitziet: een vrachtwagen die rekruten na een lange mars terug naar de kazerne lijkt te gaan brengen, maar die vlak voor hun neus alsnog wegrijdt. Of er blijkt geen eten geregeld te zijn op bivak. Van Uhm: “Zo leren ze dat ze ook na een vermoeiende mars nog sterk genoeg zijn om terug naar de kazerne te lopen. Of dat ze ook zonder voedsel prima een nacht door kunnen trekken. En vooral: zo leren ze omgaan met teleurstellingen, dat niet alles loopt zoals ze vooraf denken.”

Risico’s inschatten, besluiten durven nemen en de gevolgen accepteren, het belang van teamwork en het besef dat niets doen ook een keuze is – en dat die evenzeer verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Het zijn allemaal mentale kwesties waarmee militairen moeten leren omgaan, waar ze hun eigen weg in moeten vinden. En daar hoort ook bij, aldus Van Uhm: “In de spiegel kijken en eerlijk tegen jezelf zijn. Waar ben je goed in, wat zijn je zwakheden? Want let op: je eigen zwaktes erkennen, wat bijna het moeilijkste is wat er bestaat, is juist een teken van kracht. Dat besef stelt je namelijk in staat om eraan te werken, om hulp te vragen, om samen sterker te worden.” En dan kun je als team, wat Van Uhm de ‘unity of effort’ noemt, al je inspanningen – creatief, technisch, tactisch en fysiek – richten op het gemeenschappelijke doel. “Kracht en weerbaarheid zit niet in spieren, dat zit in die koppies.”

Moreel kompas

Van Uhms eigen weerbaarheid werd op dramatische wijze op de proef gesteld toen hij op de eerste dag van zijn nieuwe baan als hoogste militair van het land moest vernemen dat zijn zoon Dennis was gesneuveld in Afghanistan. Meteen speculeerde men er in de media op los: hoe zou hij na dit verlies nog kunnen functioneren, hoe moest het nu verder met de missie? Het maakt hem en zijn vrouw, nog midden in de vreselijkste dagen van hun leven, boos. Hoezo praten zij daarover? Die beslissing lag bij hen. “En ook was daar het gevoel: als ik nu opgeef, dan sneuvelt ook alles waar Dennis en ik in geloofden. Dat we goed doen met deze missie, dat we iets kunnen betekenen voor de mensen daar. Daarom ging ik door, natuurlijk ging ik door. Ook voor zijn kameraden daar.

Los van het verdriet kom je niet, maar je kunt wel gesterkt en varend op je morele kompas proberen het juiste te doen. Ik heb toen wel een aantal vertrouwelingen gevraagd af en toe mee te kijken bij belangrijke beslissingen, om er zeker van te zijn dat ik mijn persoonlijke verhaal niet meenam in wat een zakelijke afweging moest zijn. Ik heb ook altijd tegen mijn manschappen gezegd: het gaat er niet om hoe je valt, maar hoe je opstaat. Dus toon lef, wees dapper, durf te kiezen. En als het misgaat, dan steunen we elkaar. Want we weten allemaal dat de grens tussen dapper en dom vaak pas achteraf te trekken valt.”

Ervoor gegaan

Ook Bart Deurloo, die zich in het De La Mar Theater met twee fraaie optredens met Tim Akkerman een begenadigd muzikant en zanger toonde, weet hoe het voelt om een split-second decision te nemen en vervolgens te moeten leven met de gevolgen. In zijn olympische finale op de rekstok wist de turner dat hij gas moest geven om nog kans te maken op het goud, maar dat deed hij iets te ruimhartig: in zijn vluchtelement zweefde hij te ver om de rekstok nog goed te kunnen pakken en hij viel: weg kans, weg hoge klassering. Hij eindigde op de zevende plaats. Toch was hij na afloop tevreden over zijn prestatie. “Het is natuurlijk jammer dat ik viel, maar ik ben blij met hoe ik hier stond. Ik durfde risico te nemen: ik heb niet behoudend geturnd, maar ben er op het moment dat het moest helemaal voor gegaan. Daar ben ik trots op, wat anderen er ook van mogen zeggen.”

Druk van de media

En anderen kunnen veel zeggen. Sporters moeten niet alleen mentaal weerbaar zijn om over hun sportieve teleurstellingen heen te komen, ze moeten ook kunnen omgaan met de pers. Want in de media geldt vaak: wie goed is, wordt opgehemeld en wie verliest, heeft opeens alles fout gedaan. Nu is die druk in Nederland nog wel te overzien, maar dat is anders in landen als Engeland en Australië, vertelde zwemlegende Ian Thorpe, die inbelde vanuit nachtelijk Australië.

De grote concurrent van Pieter van den Hoogenband tijdens de Olympische Spelen in Sydney, was in eigen land al vanaf zijn eerste WK-titel in 1998 – op vijftienjarige leeftijd! – een sensatie, eentje die de volle aandacht van de pers vanaf dat moment permanent op zich gericht wist. Hij stond tijdens zijn hoogtijdagen meer dan 200 dagen per jaar in de krant en kon geen stap zetten zonder dat daar verslag van werd gedaan of iets van werd gevonden. Ian: “De Nederlandse pers is kritisch, de Australische pers is meedogenloos. Als sporter lees je óf alles over jezelf óf helemaal niets, een tussenweg is er meestal niet. Ik koos ervoor om niets te lezen, anders was ik waarschijnlijk gek geworden. Ik weet nog goed dat ik op weg naar een race op de Olympics in Sydney in mijn ooghoek de cover van The Sydney Morning Herald zag, met daarop dikgedrukt de tijd van mijn finale tegen Pieter en het woordje ‘Showdown’. Zo groot werd de druk te presteren, daar moet je je wel voor kunnen afsluiten.”

Onbekend terrein

Terwijl de pers zich blindstaart op medailles en eerste plaatsen, waren ‘Hoogie’ en ‘Thorpedo’, zoals hun bijnamen destijds luidden, nooit bezig met records, of met goud. Pieter: “Een wereldrecord is als de eerste stap op de maan: geen mens is daar ooit geweest, dat is onbekend terrein. Daar ben je dus ook niet mee bezig, je wilt gewoon elke keer de allerbeste race zwemmen die je in hebt.” Ian: “Klopt. Ik herinner me een race waarin ik wel goud had gewonnen, maar ik keek als eerste naar de tijd en ik dacht toch: ‘Dat had sneller gekund.’ Dan juicht iedereen voor je, maar zelf ben je minder tevreden. Eigenlijk best gek, maar zo werkt het wel. En zo blijf je ook gretig voor de volgende race.”

Thorpe, die in zijn carrière liefst vier keer werd gekozen tot Wereldzwemmer van het Jaar, is tegenwoordig vooral actief als mentor voor nieuwe zwemtalenten. Tot het trainersvak voelt hij zich minder aangetrokken. “Het is het verschil tussen een ouder en een favoriete oom. Als oom krijg je alle lusten mee van de kinderen, maar de lasten zijn voor de ouders.”

Jacco Verhaeren, die als trainer met Pieter en een hele generatie zwemmers na hem vele successen heeft geboekt en die de afgelopen jaren heeft gewerkt voor de Australische zwembond, zei dat Thorpe hier wel iets te bescheiden was. “Zijn aanwezigheid en bijdrage is enorm belangrijk voor het Australische zwemmen. Als coach kan ik bijvoorbeeld niet uitleggen hoe het voelt om op een startblok te staan en de race van je leven te moeten zwemmen. Die ervaring heb ik niet gehad. Ian heeft alles meegemaakt, hij heeft belangrijke races verloren en er nog verschrikkelijk veel meer gewonnen, dus hij kan die ervaring wel overbrengen.”

Misschien is het mooiste voorbeeld van mentale veerkracht nog wel dat Pieter en Ian na de spannende races die ze hebben uitgevochten – en waarin ze beiden hebben gewonnen en verloren – ook na twintig jaar nog goede vrienden zijn. En dat allemaal na hun eerste ontmoeting in Monaco, waar Ian tegen ‘een mij onbekende Nederlandse jongen’ zei: “Ken jij die Pieter van den Hoogenband? Die zwemt echt goed.” Die jongen was Pieter zelf. En dat gesprek bleek het begin van een prachtig sportverhaal.

- Door Vincent Weggemans


Deel dit artikel in je netwerk: