Samen op weg naar je eigen prestatie

TSC Top met Top: individu versus teamprestatie

In je eentje ga je sneller, maar samen kom je verder. En: there is no ‘I’ in ‘team’. Met andere woorden: het belang van samenwerken in teamsporten ligt voor de hand, maar hoe zit dat voor individuele sporters? Te gast bij onze partners van Eiffel in Arnhem ging de Top met Top op donderdag 5 november over het individu versus de teamprestatie.

BMX’er Laura Smulders haalde in 2011 haar vwo-diploma, stortte zich op haar sport en tot haar eigen verbazing kwalificeerde ze zich meteen voor de Olympische Spelen in Londen. Daar reed ze een geweldig toernooi, wat ze bekroonde met een bronzen medaille. Een mooie prestatie, vond iedereen, maar was zij geen eendagsvlieg? Dat wakkerde haar innerlijke vuur alleen maar aan. Laura: “Ik dacht: ik zal bewijzen dat ik goed ben en dat ik nog veel beter kan worden.” Ze stapte uit de nationale selectie, zette als 20-jarige haar eigen team op en richtte haar vizier op Rio: daar zou ze laten zien wat ze in huis had. Daarmee legde ze zichzelf veel druk op, want ze wist dat ze niet de snelste start had. Ze moest dus op de rest van het parcours de perfecte race rijden om kans te maken op eremetaal. In de zoektocht naar ruimte om te passeren begon ze fouten te maken, met de grootste in de laatste bocht voor de finish: ze ging onderuit en eindigde als zevende. Weg droom. Laura: “Ik moest en zou in Rio goed zijn. In de voorbereiding op Rio heb ik wel een sportpsycholoog in de arm genomen om daarmee te leren omgaan, maar dat had ik een jaar eerder moeten doen – dat had echt gescheeld. Winnen is namelijk meer dan alleen wat je in de race doet. Het is een houding, het is hoe je jezelf gedraagt op weg naar de start, hoe je je beweegt tussen de concurrentie. Ik heb na Rio veel gewonnen; toen wist ik pas echt hoe dat moest. Je rijdt in je eentje die race, maar op weg naar de start leun je op een heel team.”

Voor Pieter van den Hoogenband kwam die les in Atlanta 1996, waar hij op de 100 en 200 meter net buiten de medailles viel. Hij keek daar goed om zich heen: hoe deden de anderen het dan? Hij leerde bijvoorbeeld dat de Australiërs gezamenlijk trainden in het befaamd geworden Australian Institute of Sport in Canberra, waar de beste trainers, artsen, fysiotherapeuten en bewegingswetenschappers allemaal bezig waren om de sporters optimaal voor te bereiden. Pieter: “Toen wist ik: zo’n team heb ik ook nodig als ik beter wil worden. Dat werd toen mijn project: een team om heen organiseren dat erop gericht zou zijn mij harder te laten zwemmen. En dat is ook de sleutel tot mijn succes gebleken.”

Van ego naar eco

Teamsporters zijn anders dan individuele sporters. Zij leveren een bijdrage aan een gezamenlijke prestatie, terwijl een BMX’er en een zwemmer het tijdens de race helemaal zelf moeten doen. Tegelijk leren individuele sporters al snel dat ze mensen om zich heen nodig hebben om zich te verbeteren. Die stap is echter niet zo eenvoudig als die lijkt, stelt Ruud Veltenaar, filosoof en trendwatcher. “Het is de transitie van ego naar eco, van ik naar wij. Als je een topprestatie wilt leveren, dan kun je jezelf wel voortdurend met anderen vergelijken, maar dan loop je uiteindelijk tegen muren aan. Waar het uiteindelijk om gaat – en dat geldt voor alle mensen – is het ontstijgen van je eigen middelmaat. Topsporters zijn prachtige voorbeelden van het voortdurend pogen het eigen potentieel maximaal te ontwikkelen. Als je het vervolgens aandurft om in radicale afhankelijkheid samen te werken met anderen, dan is alles mogelijk. Ook in het bedrijfsleven geldt dit: durf je te vertrouwen op de ander om samen tot grootse prestaties te komen?”

Hoewel de topsport een mooie metafoor biedt om aan anderen te laten zien hoe je jezelf beter kunt maken, op welk gebied dan ook, gaat het om meer dan de beste willen worden en blijven. Ruud: “De vraag is: wat is de bedoeling van jouw prestatie? Gaat die verder dan de beste willen zijn? Als je anderen weet te inspireren met jouw prestaties, dan draag je meer bij aan deze wereld dan alleen jouw eigen medaille. Kijk de naar impact van sporters als Colin Kaepernick en Marcus Rashford. Als je breder kijkt, kun je ook als de nummer twee of drie groots worden en velen inspireren. Wil je de beste van de wereld zijn of de beste voor de wereld?”

Eenheid in verscheidenheid

In het bedrijfsleven voelt echter niet elke collega hetzelfde innerlijke vuur om tot die grootse prestaties te komen – een belangrijke bron van spanning binnen afdelingen en teams. Organisatiepsycholoog en teamcoach Anje-Marijcke Van Boxtel: “Je moet altijd blijven zien: wie heb ik voor me? Hoe kan ik hem of haar inspireren om binnen de eigen mogelijkheden van een zes naar een tien te gaan? Iedereen ontwikkelt zich op een andere manier.”

In haar werk met de crew van de Brunel-boot, die meedeed aan de Volvo Ocean Race, streefde ze Anje-Marijcke steeds naar optimaal teamwork via eenheid in verscheidenheid. “Iedereen heeft een eigen rol op zo’n schip en iedereen moet dus ook zijn verantwoordelijkheid nemen. Want als er iets misgaat, dan moet je erop vertrouwen dat iedereen doet wat hij moet doen. Dat kun je gelukkig oefenen, want in teamtrainingen kom je genoeg momenten tegen waarop het moeilijk wordt. Dan is het een kwestie van kijken, evalueren en daarvan leren. Teamleden verschillen natuurlijk van elkaar: de een is een intuïtieve zeiler, de ander doet alles volgens het boekje. Beide perspectieven hebben meerwaarde binnen een team, dergelijke verscheidenheid moet je koesteren – divers samengestelde teams functioneren beter. Wel moet je ervoor zorgen dat in stressmomenten men niet in het eigen panieksysteem schiet. Dat vergt veel training, zelfs als je het inzicht al hebt hoe het zou moeten. Dat nieuwe, gewenste gedrag moet namelijk inslijten. Eerst is het een bospaadje, maar na voldoende oefening wordt het vanzelf een vijfbaanssnelweg; dan is het je nieuwe automatisme geworden.”

De een zit er bovenop, de ander laat de atleten het zelf oplossen. Een voorbeeld van die laatste aanpak vinden we in het roeien, bij de mannen dubbelvier, die in 2019 met overmacht de wereldtitel won. Op weg naar het volgende doel – Tokio 2021 – is het voor de roeiers nu vooral hard trainen, wat in een periode zonder wedstrijden niet altijd zonder onderlinge irritaties verloopt. Abe Wiersma: “Ons doel is: op hetzelfde moment allemaal tot onze beste prestatie komen. Op weg naar dat moment is iedereen anders en die ruimte moet je elkaar gunnen, maar dat proces moet wel worden gemanaged. Onze coach is vooral bezig met trainingen en schema’s, dus hij laat dat aan ons over. En dat werkt prima. We proberen open naar elkaar te zijn en het steeds uit te spreken als iets ons niet zint. Dan krijgen irritaties geen kans om te groeien en dan weten we steeds waar we staan.”

Alternatieve trainingen

Atletiekcoach Bart Bennema, die in het verleden veel successen behaalde met Dafne Schippers en die in 2015 werd gekozen tot wereldcoach van het jaar, werkt met een team van individuele sporters, die deels samen trainen. Hij zoekt voortdurend de balans tussen individuele aandacht en het groepsproces. ‘Zijn’ hordenloopster Nadine Visser heeft een topseizoen, voor zover de wedstrijden kunnen doorgaan, en staat nu op nummer één in haar discipline, de 60 en 100 meter. Bart: “Nadine is heel goed, maar er moeten nog twee tienden van haar tijd af om in Tokio mee te kunnen doen om het goud. In Europa heeft ze op dit moment geen sparringpartner op haar niveau, dus ik moet mijn creativiteit gebruiken om iets te verzinnen wat haar nog sneller kan maken. Dat blijft een uitdaging.”

Na enkele jaren elders te hebben getraind, kwam Dafne Schippers afgelopen jaar weer bij Bennema terug. Ook bij haar kan hij niet terugvallen op een vertrouwde routine. Bart: “Ik kreeg een andere atleet terug, volwassener, ouder, met een ander lijf en een ander leven, maar de basis is nog hetzelfde: de wil om de beste te zijn. Het verschil tussen jonge en meer ervaren atleten is wel zichtbaar, wat zich vertaalt in hoe ik de individuele programma’s opstel. Jongere atleten doen meer hetzelfde, veel serieuze, doelgerichte trainingen. Oudere atleten vinden het juist leuk als er wat alternatiever wordt getraind, als de oefeningen leuk worden gemaakt. Een potje basketbal, bijvoorbeeld, lekker fanatiek en goed voor de lol, terwijl ze zich intussen toch warm spelen. Dat houdt de geest fris, anders zijn ze alleen maar aan het lopen – wat ze al zoveel doen.”

Aan de vraag waarom ze sporten en wat ze willen bijdragen aan hun sport – hun legacy dus – komen de meeste sporters pas later in hun carrière toe. Laura Smulders: “Ik ben nu 26 en steeds meer bezig om jongere BMX’ers te helpen, ze te laten zien wat ze kunnen doen om hun doelen te bereiken. Vroeger was ik daar niet mee bezig. En begin dit jaar heb ik samen met mijn vader de baan van mijn BMX-club aangepakt en veranderd. Ik heb de sleutel en kan er altijd trainen, dus ik vond het mooi om op die manier iets terug te kunnen doen voor de club. Daar begint het.”

Deel dit artikel in je netwerk: