Soms piek je met je tenen

Door Arthur van den Boogaard

Zij wist het zonder ook maar enige zekerheid te voelen. Het was 1968 en Ada Kok deed haar badjas aan en volgde een Mexicaanse official op weg naar de prijsuitreiking. De 21-jarige zwemster had zojuist - hoe lang geleden was het? Tien seconden? Drie uur, het voelde zo onwerkelijk lang - zojuist dus had zij, in een Mexicaans zwembad, de olympische finale van de tweehonderd meter vlinderslag gezwommen.

Het ging niet echt lekker. Het ging goed. Ze keerde als derde, dacht ze te weten. Ze was die zwemster naast zich - die rót meid - in de laatste meters voorgebleven. Toch? Die laatste slagen waren net als de hele race: niet echt lekker. En toch ging het uiteindelijk goed. Toch?

De gedachten sprongen door haar hoofd: waterdruppels op een gloeiende plaat, een flitslicht in een donker bos. Maar ze mocht dus naar de prijsuitreiking. En een van de juryleden had haar ook echt gezegd dat ze had gewonnen. Dus het was zo. Toch? Ze zag de andere twee medaille-winnaars ook: Helga Lindner en Ellie Daniel. Twee dames, plus die ene, dat moest zij zijn: Ada Kok, medaillewinnares.

In de wachtkamer van de prijsuitreiking kwam ineens prinses Irene op haar aflopen - ‘nu wel ja, natuurlijk, nu is zij er wel’ - en feliciteerde haar. ‘Wat is het heerlijk voor u dat u heeft gewonnen,’ zei de prinses. Het waren woorden die ze nog steeds hoorde met dat vreemde gevoel van weten zonder zekerheid.

‘Ik kon niet harder, Koninklijke Hoogheid,’ hoorde Kok zichzelf zeggen. ‘Ik kon echt niet harder.’

Nooit eerder had zij dit zo duidelijk uitgesproken. En nooit eerder had zij dit zo duidelijk gevoeld.

Als 14-jarig meisje was Ada Kok in 1962 als grote onbekende Europees Kampioen op de honderd meter vlinderslag geworden. Ze had dit ten dele te danken aan trainster Wil van Breukelen, die haar een jaar lang onder haar hoede had genomen en Ada had geleerd wat hard-zijn-voor-jezelf betekende: gewoon hard trainen en nooit vragen stellen. Punt.

Toch was die EK in Leipzig ook het toernooi van de onbevangenheid geweest. Ze hoefde nog niet met de druk om te gaan, omdat niemand wat van haar had verwachtte.

Twee jaar later tijdens de Olympische Spelen in Tokyo was dat anders. Als houder van het wereldrecord was zij vooraf de grote favoriet geweest. Zenuwen hadden een goede race in de weg gezeten. Men was blij met haar tweede plaats. Maar Ada zelf niet: zilver was toch net niet het juiste eremetaal. Gelukkig was ze nog jong en kon ze het bij de volgende Spelen in Mexico in 1968 nog een keer proberen.

Tenminste, dat dacht ze toen.

In de jaren daarna kwam er namelijk een nieuwe dimensie bij. Kok vond het lastig om altijd gedisciplineerd te zijn. Met enig vertier kon zij beter presteren. Haar kilometers maakte ze dan echt wel, maar teveel in een keurslijf zitten werkte niet voor haar. Ze was succesvol gebleven, werd in 1966 opnieuw Europees Kampioen, zwom vele wereldrecords. Maar alle aandacht die zij kreeg als succesvol zwemster verdrong de Olympische ambitie uiteindelijk een beetje naar de achtergrond. Totdat het jaar 1968 begon te naderen. Toen was ineens die gouden Olympische medaille weer een duidelijk doel geworden. En door de ontwikkelingen was er een nieuwe, extra mogelijkheid bijgekomen: in Mexico zou voor het eerst ook een Olympische wedstrijd tweehonderd meter vlinderslag worden gezwommen. Het maakte een voor haar juiste voorbereiding nog weer noodzakelijker om op het juiste moment te pieken.

Haar ervaringen gaven hiervoor voldoende kennis. Ze moest hard trainen. Maar ze moest ook op gezette tijden kunnen ontspannen, genieten. Dat laatste was als vanzelf gelukt, maar wat betreft het harde trainen had een spontane brief, ontvangen in april 1968, een half jaar voor de Spelen, toch wel een belangrijke rol gespeeld.

De brief was van haar oude trainer Wil van Breukelen. Ze had gezien hoe Ada genoot van alle media-aandacht en dat vond zij zeer zorgelijk. Ada moest gaan trainen én nog eens trainen. Immers: zwemsters met gelakte nagels winnen nooit.

De brief had impact. Daarvoor had Ada naar de successen, haar wereldrecords gekeken en gedacht: ik train genoeg. Maar Wil zag van een afstand dat voor het allerhoogste, Olympisch Goud, meer nodig was. Een half jaar lang trainde Ada harder dan ooit te voren. Er waren hoogtestages, er waren resultaten en de voorbereiding leek goed te zijn geweest.

Eenmaal in Mexico was het toch anders gelopen dan ze had gedacht. De sfeer in het Olympische dorp was weinig inspirerend en de leiding veel te streng. Ada wist dat zij met een beetje vertier beter presteerde en zocht dat ook in Mexico wel enigszins op. Maar de leiding had haar alleen maar tegengewerkt.

Of het daar aan lag wist zij niet, maar tijdens de honderd meter finale was ze slechts vierde geworden. De verwachtingen waren misschien ook te hoog gespannen, prinses Irene was komen kijken, maar Ada zelf had de hele race eigenlijk redelijk ontspannen ondergaan. Als de houder van het wereldrecord kon ze winnen, wist zij. En toch haalde ze niks, zelfs geen podiumplaats. Het was een teleurstelling, zeker ook voor haarzelf.

Na afloop had ze even gehuild onder de douche en was vervolgens alleen naar het Olympisch Dorp gegaan. In de dagen voor haar laatste kans op goud, de tweehonderd meter vlinderslag, had zij het rustig aan gedaan. Irritatie over de slechte begeleiding hielp niet, wist zij. En de eenzaamheid na het verlies op de honderd meter had Ada ervan doordrongen dat ze zwom voor zichzelf en niet voor anderen.

Die gedachte maakte haar rustig. En rust voelde goed. Ook omdat dokter Rolink, haar eigen arts, per telegram liet weten dat zij vitaminepreparaten moest halen bij de nationale verzorger. Hij had al iets geregeld. De directe begeleiding in Mexico bleef ondermaats, van buitenaf werd er dus wel goed voor haar gezorgd.

Een brief. Een telegram. En toen was er dus De Race.

Haar laatste kans op Olympisch Goud was zij bewust langzaam begonnen. Dankzij haar ervaring wist zij hoe zij een race moest opbouwen. Na het laatste keerpunt had ze haar versnelling ingezet, zoals ze dat met zichzelf had afgesproken. Maar in een ooghoek zag ze dat de zwemster naast haar niet verzwakte. Die ròtmeid!

Instinctief, of was het haar ervaring, in ieder geval versnelde Kok nogmaals. Vanaf de zijkant zag dat er mogelijk krachtig uit, maar dit kwam vanuit haar tenen, een plek die ze eigenlijk niet kende. Deze extra aanzet was ongepland, door haar ongekend en was grotendeels een gevolg van haar wens om eerste te zijn. Hoe wist zij niet, maar ze hield vol. En het was voldoende geweest.

Ja, zij was eerste geworden, besefte zij.

Het Wilhelmus klonk en nu wist zij het zeker: Ada Kok was Olympisch Kampioen. Zij had dat zelf gedaan. Al die jaren van afzien waren niet voor niets geweest. Misschien was het anders gelopen dan van te voren gedacht. Maar dankzij die allerlaatste krachtsinspanning, vanuit haar tenen, had zij de medaille gewonnen die ze altijd al wilde. Niemand zou ooit Ada Kok meer vergeten.

Deel dit artikel in je netwerk: