'Succes is een keuze?!'

Het Parool Theater, TSH Collab, Amsterdam

Het ligt voor de hand een verband te zien tussen teamprestaties in de topsport en in het bedrijfsleven. Maar is die overeenkomst echt zo groot? Is succes daadwerkelijk een keuze? Tijdens de Topsport Community CONNECT in het Amsterdamse Parool Theater vertelden de olympisch kampioenen Teun de Nooijer, Daniëlle de Bruijn, Mark Huizinga en Pieter van den Hoogenband welke keuzes zij hebben moeten maken om tot hun grootste prestaties te komen. “Topsport is keuzes maken en de consequenties accepteren. En dat geldt niet alleen voor sport.”

Succes is een keuze, zegt men. Maar hoe weet je of jouw keuzes de juiste zijn? Achteraf is het makkelijk vast te stellen dat drievoudig olympisch zwemkampioen Pieter van den Hoogenband een hoop goede keuzes heeft gemaakt. Pieter: “Natuurlijk dachten Jacco Verhaeren, mijn trainer, en ik overal over na, maar in elke sportcarrière ben je afhankelijk van een dosis geluk. Maar je doet er alles aan om het geluk jouw kant op te laten vallen, dat is wat topsporters in elkaar herkennen. We zijn allemaal soulmates, in beleving, fanatisme, opoffering. Mark en ik hebben samen mooie successen kunnen delen.”

Mark is Mark Huizinga, de eerste Nederlander met olympisch judogoud sinds Wim Ruska in 1972. Huizinga won goud in 2000 in Sydney, de Spelen waarop ook Pieter zegevierde. Pieter: “Ik weet nog goed dat ik Mark in Sydney uiterst langzaam naar de weging zag fietsen. Waarom zo traag? Hij zei dat hij al zijn energie wilde sparen voor de wedstrijd. Zo ver ging hij, prachtig.” Mark: “Om te presteren op de Spelen, moet je in een flow zien te komen. Je hebt jarenlang hard gewerkt, allemaal keuzes gemaakt en dan moet je er op het juiste moment staan. In Sydney zat ik in zo’n flow: ik wist wat me te doen stond en ik was scherp. Voor elke aanval had ik een passende tegenzet paraat, die ik instinctief kon uitvoeren. In mijn eerste ronde wist ik bijvoorbeeld dat mijn tegenstander altijd een keer instapt. Ik wachtte geduldig, maar op een gegeven moment had ik al drie straffen voor passiviteit te pakken. Nog eentje en ik zou worden gediskwalificeerd. Toch bleef ik afwachten. Toen hij uiteindelijk kwam, ging het precies zoals ik had bedacht: ik nam over en gooide hem op zijn rug. Nu denk ik: Hoe heb ik zo rustig kunnen blijven? Maar ik vertrouwde op mijn intuïtie en reflexen. Het was prachtig dat alle voorbereiding zich daar uitbetaalde.”

Blijven ontwikkelen
Hoe weet je als kind welke sport je moet kiezen? In het geval van Pieter waren het de Spelen van Seoul in 1988, waar hij Matt Biondi als enige onder de 49 seconden zag zwemmen. Pieter: “Vanaf dat moment ben ik aan het werk gegaan, dat wilde ik ook. Toen was ik ook niet meer dat vreemde joch dat altijd naar chloor rook, ik had een missie. Dat kon ik mensen ook duidelijk maken. En daardoor stelde ik mezelf in staat strenge keuzes te maken, bijvoorbeeld met betrekking tot uitgaan met vrienden. Dat was voor mij geen opoffering, ik zag het als investeren in mezelf. Topsport is keuzes maken en de consequenties accepteren.”

Voor Mark was het iets minder snel duidelijk welke sport hij zou doen. Sprint, marathon, wielrennen: hij vond alles leuk. In judo bleek hij al snel de beste van zijn club, waarna hij bij de judoschool van Chris de Korte terechtkwam. Daar was hij werpvlees, zoals dat heet. Mark: “De eerste maanden had ik niets in te brengen, ik lag alleen maar op de grond. Geloof me, daar is niets aan. Dat is ook het moment waarop veel jongens afhaken. Maar ik wilde er bijhoren, dus ik hield vol. Die eerste periode is een test: hoe graag wil je dit? Houd je de sport ook vol als het even niet zo leuk is, als het pijn doet, als je het zat bent? Dat is discipline, die is onontbeerlijk. Maar dat betekent niet dat je er daarmee bent. Meer mensen kunnen hard werken, dus: wie heeft iets extra’s? Wie durft net buiten de lijntjes te kleuren? Dat is keuzes maken, slimme keuzes. Ik heb altijd blind vertrouwd op de schema’s van mijn trainer Chris de Korte, ook als ik mezelf helemaal kapot had getraind en dacht dat ik er niets meer van kon. Elk jaar maakten we vooraf een schema en steeds bleek achteraf dat het heel anders was gegaan. Maar op toernooien stond ik er altijd, juist omdat we ons bleven ontwikkelen. Op mijn laatste Spelen is het me niet gelukt een medaille te winnen, maar ik weet dat ik in het voortraject niets heb laten liggen. Daarom kan ik daar vrede mee hebben.”

Baan of bad
Daniëlle de Bruijn schreef haar naam met hoofdletters in de olympische boeken door met liefst zeven doelpunten de finale van de Spelen in Peking (2008) vrijwel eigenhandig te winnen. Een unieke prestatie, toch? Daniëlle, bescheiden: “Het is vooral uniek dat de meiden van de Verenigde Staten me dat toestonden. Bij waterpolo is het normaal gesproken na twee doelpunten al: eerst de kop, dan de bal.” Toch was het allerminst vanzelfsprekend dat ze in Peking meedeed. Toen de kwalificatie voor de Spelen van Athene (2004) was misgelopen, bedankte ze voor het Nederlands team. Daniëlle: “Het was zo’n teleurstelling, dat ik me daarna niet meer kon motiveren. We hadden geen uitzicht op succes en dan was het me die zes uur trainen per dag niet waard. Stoppen voelt altijd als opgeven – het laatste wat je wilt als topsporter – maar achteraf is het de juiste keuze geweest. Ik ging voor het eerst werken in een normale baan, een hele belevenis. En ik leerde relativeren, dat was ook nieuw. Toen coach Robin van Galen me na een paar jaar terugvroeg voor de aanloop naar Peking, moest ik kiezen: baan of bad? Die misgelopen medaille op de Spelen van 2000, dat knaagde nog. En ik had blind vertrouwen in de aanpak van Robin. Dus ik naar mijn baas: mag ik drie jaar vrij? Op dat moment was ik bereid ontslag te nemen – en dan had ik ook mijn huis niet meer kunnen betalen. Maar ja, ik ging voor het waterpolo. Het bleek gelukkig niet nodig, maar ik had het ervoor over gehad.”

Gedurfde keuze
Recordinternational Teun de Nooijer, tweevoudig olympisch kampioen met het Nederlands hockeyteam en door velen beschouwd als de beste hockeyer aller tijden, had gedacht zijn carrière tijdens de Spelen van Londen in 2012 af te sluiten. En toen kwam de mededeling van bondscoach Paul van Ass: je gaat niet mee op trainingskamp. Wat? De beste hockeyer van Nederland uit het Nederlands team gezet? De pers sprong er bovenop, het was groot nieuws. Teun: “Het was een gedurfde keuze van Van Ass. De hoge boom moest wijken om het team beter te maken. Ik vroeg hem of de deur dicht was of op een kiertje. Hij was eerlijk: alleen als hij op trainingskamp niet tevreden zou zijn, was er nog ruimte. En dan moest ik in het restant van de competitie bewijzen dat ik het nog waard was. Dat halve jaar heb ik harder getraind dan ooit, ik moest en zou alles doen om er weer bij te komen. Uiteindelijk lukte dat en hebben we in Londen een schitterende zilveren medaille behaald. Een belangrijk ingrediënt van dat succes was dat we elkaar als team eindelijk eens goed de waarheid hebben verteld, iets wat er daarvoor nog weleens aan ontbrak. Daarna zijn we als hechte eenheid verdergegaan, dat was heel mooi. Men denkt vaak dat ik wel problemen zal hebben met Van Ass, maar niets is minder waar. Ik heb hem hoog zitten, als mens en als trainer. Hij heeft me indirect de vraag gesteld: Teun, wil je nog? Kun je nog? Ik moest me opnieuw bewijzen. En ja, ik wilde nog. Nog één keer.”

Verschillen accepteren
Welke keuze leidt tot succes? Bij zijn laatste Spelen, in 2008, ging Pieter nog één keer voor goud. Hij wist dat een dubbelprogramma op de 100 én de 200 meter te zwaar zou worden voor zijn steeds langzamer herstellende lichaam, dus hij nam een rigoureuze beslissing: hij zou de 200 meter laten schieten. Pieter: “Op de 200 meter kon ik geen goud winnen, daarvoor was Michael Phelps toen te sterk. Zilver zat er zeker wel in, maar ik koos voor de kans op eeuwige roem met een derde goud op de 100 meter. Was dat verstandig? Achteraf misschien niet, maar ik heb er alles voor gedaan. Als je zo’n keus maakt, dan accepteer je de gevolgen.” In een individuele sport is dat waarschijnlijk eenvoudiger dan in een teamsport. Daar ben je immers afhankelijk van de prestaties, focus en toewijding van teamgenoten. Daniëlle: “Daarom is het belangrijk dat je je in een team veilig voelt om alles tegen elkaar te zeggen. Ook – of juist – als iets niet lekker gaat. Iedereen moet erop vertrouwen dat alle opmerkingen worden gemaakt om het team beter te maken. Dat heeft bij ons flink wat praatsessies gekost, maar uiteindelijk kwamen we daar heel sterk uit. We hebben een eigen definitie van respect opgesteld: we waarderen elkaars talenten en accepteren elkaars verschillen. Dat werkte, alles viel op z’n plek.” Teun: “Het is in een team heel makkelijk iemand te mijden. Dat gebeurt overal, op het veld en binnen bedrijven. Daar is veel te winnen. Zoek elkaar op, ga in gesprek, sta open voor kritiek. Leer elkaar te begrijpen en daarna jezelf te verbeteren. Zo zorg je er samen voor dat die ijsberg onder water zo klein mogelijk blijft. Daarmee werk je aan succes, want je haalt mogelijke obstakels weg. Als je beseft dat dit keuzes zijn, dan ga je er bewust mee om. Of ze dan het gewenste resultaat opleveren, dat heb je nooit helemaal in de hand. Maar je kunt elkaar en jezelf in elk geval niets verwijten. In die zin is succes wel een keuze.”

Door: Vincent Weggemans



Deel dit artikel in je netwerk:
Connect!