Teamsport volgens het piekmoment

Door Arthur van den Boogaard

Iedereen wil het. Maar slechts sommige teams slagen erin om inderdaad op hét beslissende moment te pieken. En is dat dan dankzij hun coach, of toch dankzij hun teamgeest? En wat bereiken ze dan eigenlijk? Het gewenste resultaat van een precies geplande trainingsarbeid? De optelsom van ambitie, zweet en een feilloos gevoel voor timing? Of is het juist vooral een kwestie van geluk hebben? Geluk wil immers ook iedereen. Voor één keer spreekt het piekmoment zelf.

Nee, jullie kennen mij niet. Ik ben ook helemaal niet een van jullie. Ik ben immers geen sporter, laat staan een topsporter, of in jullie geval zelfs een geheel team van topsporters. Je zou zelfs kunnen beweren dat ik helemaal geen specifieke vorm heb, maar dat ik juist vorm ben. Want zo noemen jullie mij dan toch, als het goed gaat: ‘We zijn in vorm, meneer de journalist.’ Of: ‘We zitten in de flow, mevrouw de talkshowhost’.

Flow. Vorm. Ja, benoemen kunnen jullie mij als de beste. Elke keer als ik in jullie aanwezigheid mag zijn - nederig en allesbepalend, als ik het zelf mag zeggen - elke keer weer weten jullie mij met krachtige woorden te vatten. Soms denk ik dat jullie vrezen dat ik zonder naam niet zou bestaan: dat al dat benoemen - het juiste gevoel, meer dan de som der delen, een gouden pikkie - een moderne ziekte is. Dat het vroeger allemaal anders zat.

Wie de verhalen kent van de werking van de Wondertent van VUC op het Nederlands voetbalelftal in de jaren dertig en de kranige kerels van donderpreker Karel Lotsy weet beter. Ook toen werd ik benoemd, was ik ineens Het Krankzinnige Kwartiertje aan het einde van een voetbalwedstrijd: de vijftien minuten waarop men kon vertrouwen dat het uiteindelijk goed kwam.

Niks nieuws onder de zon dus. En in die zin ben ik waarschijnlijk ook soms nieuwe wijn in oude zakken. Maar so what?! Ik ben er gewoon; soms, nooit altijd, wel telkens bepalend, misschien zelfs allesbepalend.

Bij de gouden olympische medaille van de Nederlandse dames waterpoloploeg in 2008: daar was ik bij. De honderd kilometer van de Nederlandse tijdrijders-ploeg op de weg in Mexico 1968: ik zag ze alle honderd van dichtbij. De Nederlandse dames-schaatsploeg tijdens het EK van 1985 onder de bezielende leiding van Tjaard Kloosterboer: natuurlijk was ik ook op die schaatsbaan in Groningen te vinden. En wat dachten jullie van het succesvolste voetbalelftal van Nederland ooit: ja, inderdaad dat goede stel van het EK van 1988 in West-Duitsland. Ergens tussen die ene goal van Kieft en die van Van Basten besloot ik een kijkje te gaan nemen bij de heren voetballers. Het resultaat is jullie bekend.

Ik was erbij, hoewel niet altijd. En ook volgde ik zeker niet altijd dezelfde lange weg die jullie gingen. Dan dook ik gewoon ineens op; soms ook te laat en dan merkten jullie daar minder van, of werden daar in ieder geval minder over aangesproken. ‘Die flow, die kwam eigenlijk pas toen het toernooi al was gespeeld,’ is een zin die te weinig door teams wordt uitgesproken.

Maar dit terzijde natuurlijk, want die illustere teamprestaties van Nederlanders noemde ik vooral als voorbeeld om duidelijk te maken dat jullie best goed weten wie ik ben, en daarom ook heel scherp inzien, wat ik NIET ben. Juist als ik schitter door afwezigheid voel ik jullie verlangen naar mij het sterkst. Logisch: vaak begrijp je de dingen beter als ze er niet meer zijn.

Gezondheid? Verlies haar en je weet ineens dondersgoed dat wat je als vanzelfsprekend had gezien eigenlijk heel bijzonder was: gezond zijn namelijk.

Een zwart gat? Niet iedereen kent hiervan de bodem, gelukkig niet. Maar zij die hierin hebben rondgedwaald, ook al was het maar voor even, weten dat de afwezigheid van de topsport het besef van het eens zo grote geluk om topsporter te zijn alleen maar sterker maakt.

En denk dus niet dat ik daar geen weet van heb. Dat begrijp ik donders goed. Dus als ik het af laat weten duidt mij dit niet euvel. Het is fijn om te ervaren hoe sterk je wordt gemist, maar jullie moeten mij vertrouwen dat ik dit nooit bewust doe. Ik ben geen sadist, ook al denkt een enkeling van jullie misschien dat ik dat wel ben.

Onbewuste euforie noemen sommigen mij ook. Om daarna direct een heel plan neer te leggen met mij als einddoel. Winnaars hebben een plan, verliezers een excuus, heet dat dan. En natuurlijk heb ik een broertje dood aan excuses. Maar mevrouw Fortuna is een goede vriendin. En daarbij luister ik best wel slecht naar het benoemen van bouwstenen waaruit ik zou bestaan. Dat je samen, met vertrouwen, overtuiging, de nodige commitment en volledige focus ambitieuze doelen moet nastreven is natuurlijk een voorwaarde voor prestaties. En de kans is groot dat het zelfs best goede prestaties worden. Maar dat ik er net precies op hét allesbeslissende moment ben om alles te laten slagen, hangt daar niet van af.

Ik noem het Deense voetbalelftal in 1992 en hun liefkozende bijnaam: het camping-elftal. Het enige plan dat zij hadden was: eigenlijk hoorden we op de camping te zitten, maar nu wij als vervanger van Joegoslavië mee mogen doen, willen we het toernooi eigenlijk ook wel winnen. Sympathiek plan dacht ik, niks mis mee. En zie daar een piekmoment zonder weerga: de Denen werden Europees Kampioen. En ik? Ik was er dus bij.

Eigenlijk waren wij altijd samen. Als hét gebeurde waren wij samen: ik en jullie, jullie en ik. Wat ik ben? Hoe ik eruit zie? En waarom ik zo vaak mijn gezicht niet laat zien en slechts een wens blijf? Het zijn lastige vragen, belangrijk ook, maar vooral toch lastig. Want wie het weet mag het zeggen. Het enige wat ik zeker weet, omdat ik er dus altijd bij was en er ook altijd bij zal zijn, de enige zekerheid is dat we onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn.

Ik besta niet zonder jullie.

En mijn dank daarvoor is dat ik op de momenten dat hét moet gebeuren bij jullie langskom. Soms verwacht, soms volslagen onverwacht en soms ook gewoon helemaal niet. En ik zal het maar eerlijk zeggen. Waarom dat zo is? Ik, het piekmoment zelf, heb geen flauw idee hoe dat komt.

Deel dit artikel in je netwerk: