Één boot, één hartslag

Door Arthur van den Boogaard

Een goed team is meer dan de som der delen. Het is een cliché. Maar een goede coach gaat dergelijke clichés nooit uit de weg. Als het namelijk lukt om de juiste combinatie te vinden dan is de weg open naar meer. De Amerikaanse roeicoach Al Ulbrickson zag dat in 1936 met zijn mannen acht voor zijn ogen gebeuren.

Ze waren met zijn negenen en de coach wist dat hij een kampioensploeg had. Het was een ideale verzameling van acht roeiers: op elkaar afgestemd als de acht vingers van één persoon met de stuurman en hijzelf als de twee complementerende pinken om het geheel te laten functioneren als twee handen.

Als twee handen op één buik? Haha, grappig, mooie gedachte ook, maar nee: deze waardige en sterke handen hielden houten roeispanen vast, lieten de bladen glijden door het water en functioneerden zo als een onoverwinnelijk geheel. Tenminste, zo zag hij, Al Ulbrickson, roeicoach bij universiteit van Washington in Seatlle, zijn team bestaande uit jonkies, uit tweedejaars-studenten. 

De anderen dachten lang van niet. De anderen waren de gerenommeerde universiteiten van California: zij wezen naar de geschiedenis, naar dat roeien een sport was die toebehoorde aan de elite. Dat zo’n team uit Seattle natuurlijk nooit en te nimmer de vertegenwoordiger kon zijn tijdens de Olympisch Spelen.

Nooit en te nimmer, zeiden de anderen.

L! G! B!, riepen zij tijdens trainingen en voorafgaande aan wedstrijden. Dat betekent ‘Let’s Get Better’, antwoordden ze als iemand daarnaar vroeg. Maar zelf wisten ze dat het anders zat.

Let’s 

Go to 

Berlin.

Dat betekende hun roeikreet LGB. Want geloof was natuurlijk de eerste voorwaarde: het geloof in eigen kunnen. Zonder was het onmogelijk te presteren. Maar ja, dat wisten die andere boten ook: dat van het noodzakelijke geloof. Dus daar werd het verschil niet gemaakt. Maar waar dan wel? Waarom wist Ulbrickson zo zeker dat hij een kampioensploeg had?

Allereerst waren er natuurlijk zijn eigen ervaringen als coach. Begonnen in 1927, op zijn 24ste, had hij zich in bijna tien jaar tijd flink ontwikkeld. Coaching was óók een ervaringsvak en daarvan kreeg hij steeds meer. Ervaring met tegenslag. Ervaring met onderling gedoe in een boot: met intriges, onrecht en jaloezie, maar ook met verbondenheid, het geven van eerlijke kritieken en het doseren van zijn aanwijzingen. Rode draad in al die jaren was het keiharde trainen. Hij kon atleten beter maken, kende het belang van technische verbeteringen: maar alles begon met hard werken.

Wat betreft de boot zelf hadden ze natuurlijk geluk. George Yeoman Pocock was misschien wel de beste botenbouwer ter wereld. Dat Pocock speciaal voor zijn team diens talenten inzette om een snelle boot te bouwen was natuurlijk fantastisch. Als een pijl schoot de boot genaamd de ‘Husky Clipper’ door het water: tenminste als er de juiste mensen in zaten. En zo was de botenbouwer niet het belangrijkste. 

Het hielp zeker, maar Ulbrickson dacht dat zijn onvoorwaardelijk geloof in het succes van deze ploeg toch buiten alle technische zaken lag. Het was de goede combinatie van karakters: met voornaamste kenmerk van allemaal, hun bescheidenheid. Misschien lag dat aan de serieuze economische crisis: wereldwijd. Slechte tijden maken mensen immers bescheidener. Maar het had ook te maken met hun achtergrond, waarbij de cruciale schakel in het geheel Joe Rantz was. 

Een vroeg gestorven moeder, als tiener tot twee keer toe verstoten door zijn eigen vader, de vroege noodzaak om geld te verdienen: Rantz had een lastige jeugd. En er waren mensen die zeiden dat hij elke minuut de eenzaamheid voelde. Maar zijn achtergrond was nooit een excuus, noch een obstakel. Ulbrickson dacht dat het de kracht van Rantz kon zijn. Als jongen van eenvoudige komaf had hij het aanvankelijk moeilijk gehad temidden van zijn studiegenoten en tevens die jongens met wie Rantz inmiddels de boot deelde. Maar hij was een vechter, dwong respect af, en het was inmiddels zeker dat Rantz in zijn boot geen eenzaamheid voelde. En dat Rantz daarom iets extra’s kon, op de momenten dat het moest. 

En toch was dat nog niet alles. Tenslotte was er ook nog iets wat Ulbrickson niet kon benoemen. Het was datgene wat de Fransen het: ‘Je-ne-sais-quoi’ noemen. Hij gebruikte zelf graag de betiteling: de boot loopt. Dat was niet helemaal eerlijk, omdat hij in al die jaren van training wel vaker een boot had gehad die liep, en hij ook dan sprak over ‘de boot loopt’. Maar in het geval van dit negental was het net nog weer anders.

Hij zag iets in deze groep roeiers wat hij nog nooit eerder had gezien. Kwalificatie voor de Spelen in Berlijn was hiervan een bevestiging, net zoals de kwalificatie voor de finale: natuurlijk met een waanzinnig scherpe tijd: een nieuw wereldrecord.

En toen bedacht de Duitse organisatie dat het wel zo eerlijk was om de teams met de minste kwalificatietijden op de beste startposities te plaatsen. Dat was eerlijk toch? Not! Hij, coach Ulbrickson, bekend om zijn zwijgzaamheid, schreeuwde zomaar drie keer heel hard ‘not’.

NOT! NOT! NOT!

Verschil maakte dit niet. Zijn ploeg had moeten starten vanaf een beroerde positie. En ook vertrokken ze daarvandaan veel te laat, omdat het startschot vanaf die plek niet te horen was.

Terwijl Hitler door zijn verrekijker keek naar de roeiwedstrijd en zag hoe de Duitse acht de leiding nam, sloegen de mannen in de Amerikaanse acht enkele misslagen. Ulbrickson zag het, wilde schreeuwen, maar dacht direct: nee, het komt goed.

Na achthonderdmeter roeien was dat nog verre van het geval. Ze lagen helemaal achteraan op meer dan een bootlengte achterstond en stuurman Moch begon de boot aan te sporen om het tempo te verhogen.

Ulbrickson zag de achterstand en toch maakte hij zich niet druk. Het zou niet lang meer duren of de boot ging lopen.

Joe Rantz, midden in de boot, dacht er hetzelfde over. Hij had oogcontact met stuurman Moch en stond op het punt om, met nog zeshonderd meter, het tempo op te gaan voeren. Maar vlak daarvoor versnelde Don Hume, de man op slag, ineens flink het ritme van zijn slagen.

In. Uit. In. Uit. In. Uit.

Met elke slag kwamen de andere boten dichterbij. Amerika lag derde, achter Duitsland en Italië, met nog driehonderdvijftig meter te gaan. En toen geschiedde dat wat Ulbrickson al dat hele wonderlijke jaar van 1936 had geweten: de boot begon te lopen.

Het tempo werd nog verder opgevoerd, alle slagen perfect in harmonie, maar ook de Italianen en de Duitsers eindigden sterk. Vrijwel tegelijkertijd kwamen de drie boten over de finish. Hitler, gegrepen door de strijd, was gaan staan. De dictator hoopte dat de Duitse boot als eerste was geëindigd. Coach Ulbrickson wist voor de officiële bevestiging dat het anders was.

Zijn boot had Olympisch goud gewonnen. Natuurlijk hadden zij goud gewonnen.

Precies tachtig jaar na deze historische overwinning van de Amerikaanse acht tijdens het Olympische roeitoernooi in Berlijn verscheen een documentaire waarin het succes van deze boot in één zin werd samengevat: acht harten die pompten als één. 

Coach Ulbrickson leefde al lang niet meer, maar bij het horen van deze simpele zin had hij vast en zeker geknikt. Precies dat zag hij voor zijn ogen gebeuren in dat wonderlijke roeijaar van 1936. Ulbrickson zou als coach nog veel successen boeken. Toch wist hij nooit meer een ploeg samen te stellen die zo’n optimale synchroniciteit wist te bereiken. Hij kon daar prima mee leven. Omdat hij wist dat het hem in elk geval één keer was gelukt.

Deel dit artikel in je netwerk: